Het is 1990. Na een eerste kennismaking met het voetbal, op de Mundiale (pintje hale?), nestelt de microbe zich voorgoed in mijn bloed. Ik ben van Berchem, en zal daar tot 2005 blijven, maar een Antwerpse ploeg kan me niet boeien. Ik verlies mijn hart aan de Buffalo’s. Erwin Vandenbergh (die was nog Rode Duivel geweest!) en Eric Viscaal scoren alsof het een lieve lust is. Gent komt uit tweede klasse, maar strijdt mee voor de titel. Eindigt dat jaar derde. Speelt het jaar daarop kwartfinale van de UEFA-beker.
Viscaal. Een Nederlander, die elke match zo’n honderd keer zijn tegenstander uitkapt met zijn rechtervoet. Hij krult vrijschoppen binnen. Het grote Ajax wou hem in die periode, het Ajax van Van Gaal, maar Viscaal bleef. Bang voor de concurrentie, of blij om een held te zijn in de Arteveldestad? Dat laatste is hij sinds jaar en dag. De spits wordt een legende als hij, na een rode kaart voor de keeper en geen wissels meer, in de slotfase een penalty pakt. En even nadien, aan de overkant, een strafschop scoort. Geen idee welke match. Geen idee of ze daardoor wonnen of gelijkspeelden. Beelden op mijn netvlies gebrand.
Tony Herreman
Gent vocht even in de subtop. Stuntte slechts héél af te toe. De jaren daarop, met wijlen Lei Clijsters aan het roer, konden de Buffalo’s degradatie maar nipt vermijden. Merci, Suad Katana, Nordin Jbari, Frank Dauwen en Zsolt Petry. Het waren jullie, in die lelijke groene truitjes, die dat mogelijk maakten. Op het speelplein was ik intussen Tony Herreman – Viscaal was vertrokken naar Zürich, in plaats van naar Amsterdam.
Ik had successupporter kunnen zijn, en was dat ook even. Ik gunde het Lierse, en supporterde in 1997 voor Lier toen geel-zwart op het einde van hun successeizoen tegen Gent speelde. Ik was aan de radio gekluisterd toen AA Gent uit een verloren situatie terugkwam. Na de 2-4 werd het nog 4-4. Ik vloekte: Club Brugge zou alsnog kampioen worden, ten koste van het sympathieke Lierse. Maar toen lukten de Pallieters alsnog de 4-5, in de toegevoegde tijd. Ik betrapte me erop dat ik opgelucht was.
Tot ik de beelden bekeek.
Die avond zag ik op ‘Goal’ het team dat ik altijd had toegejuicht. Dat in eigen huis streed voor wat het waard was. Hoe ze bij de 4-4 een vleesberg vormden. De eerste in het klassement, bedwongen! Ik denk zelfs dat Herreman die vierde had gemaakt. Waarop alsnog een koude douche volgde. Een own goal dan nog. De kopjes van mijn helden hingen. Ik voelde me vies en zwoer Gent nooit nog te verraden. Zelfs niet als het tegen Berchem Sport zou spelen.
Schulden
Achter de schermen woedde intussen een strijd tegen de schulden. Het faillissement op een of andere manier vermeden, maar jaar en dag afbetalen. Een goede speler? Meestal een afdankertje van Club of Anderlecht. Zo snel mogelijk verkopen na een goed seizoen. Dat er kwam onder Trond Sollied en zijn vreemdelingenlegioen. Ole Martin Aarst trapte er 30 binnen en verrichte wonderen voor mijn Megascore-ploeg. In die mooie jaren ging ik voor het eerst ook kijken naar Gent. Zag ik een piepjonge Hossam (later: Mido) de winning goal binnenknikken tegen Anderlecht, op voorzet van de kleine Brocard. Nooit zo hoog gesprongen, of het moet zijn toen Origi de 1-0 maakte tegen Rusland.
Ik ging als ik kon naar Gent, maar zonder rijbewijs (en Fancard) was dat geen sinecure. Dure hobby ook, en geen Antwerpenaar zo zot om naar een middenmoter te gaan kijken in Gént. Mijn broer kreeg ik mee naar de zomerse Intertoto-matchen, ja. Valencia. Grasshoppers Zürich. Paris Saint Germain. Aalborg. Heel af en toe gingen we eens kijken in de competitie: ik herinner me toppers *kuch* tegen GBA en Beveren (een 40-jarige Bodart in de goal!) en een zeer beladen wedstrijd tegen Standard (Mpenza die een deur instampt, stoeltjes op het veld).
Zelden wonnen ze. Toch droeg ik trots het prachtige blauwe truitje van VDK, ook in elke vriendenmatch die ik speelde. Intussen zag ik de Fransen van Rémy werkelijk alle open kansen missen (LEMPEREUR!!!). Daarna: geknoei onder Jan Olde f*cking Riekerink. Ik leerde evenwel ’t Vliegerke zingen, een G als een H uit te spreken en alle scheldwoorden die de spionkop riep (roept?) naar de bezoekende keeper, als hij uittrapt.
Om met mezelf in het reine te komen, trok ik op een koude winteravond naar Lier, om me te nestelen bij de bezoekers. In het begin van de avond kende ik niemand, bij de 1-2 van Verschuere knuffelde ik alle onbekenden in het vak. Ik was een Buffalo.
Successen
Voor iets wat leek op een triomf was het wachten op, godbetert, Georges Leekens, die Bryan Ruiz wel op de bank liet, maar Mbark Boussoufa zag uitgroeien tot Gouden Schoen. Twee fans van Club Brugge drongen in die tijd aan om de match te gaan kijken die later zou beslissen over het ontslag van Jan Ceulemans. 4-1, drie goals van Boussoufa, Birger Maertens en Philippe Clement als kermismolens van dienst.
Die successen gooi ik zomaar uit mijn mouw, en eigenlijk is dat gemakkelijk, want als fan van AA Gent waren er in de afgelopen 25 jaar amper gedenkwaardige momenten. Meer zelfs: als supporter wist je dat het waarschijnlijk nooit iets zou worden.
Gingen we Europa in, dan verloren we in eigen huis met 0-6 tegen Ajax, of 7-1 op Roma. En doe me niet over Videoton beginnen.
Speelden we een prima heenmatch in de Intertoto (0-0), gingen we 7-1 verliezen op PSG.
Haalden we de kwartfinale in de beker van België en maakte Foley (held!) dan de 1-2, in het begin van de tweede helft, dan sprak ik de gevleugelde woorden: “Ze gaan nog verliezen.” En werd het nog 4-2. Akkoord, Gent won enkele jaren geleden een beker, maar ze verloren er in 2008 ook eentje die bijna binnen was, tegen Anderlecht. Opnieuw 1-2 voor, maar goals van Boussoufa en Gillet keerden het tij. (Extra pijnlijk, want allebei Buffalo’s.)
Er was het succesjaar onder Preud’homme. Tweede in de competitie, 6-2 tegen Club: ongezien, en door ondergetekende ook… niet gezien. Daarom heb ik vanavond ook niet gekeken. Ik had tickets voor een comedy show van Freddy De Vadder en lachte smakelijk met moppen als: “Claus? Het beste dat die geschreven heeft, zijn die euthanasiepapieren!” Mijn gezelschap, een Anderlechtsupporter, porde mij toen hij op de app van Teletekst zag dat het 1-0 was. Porde mij nogmaals bij de 2-0. Wenste me proficiat.
En ik dacht aan Eric Viscaal. ’t Was tegen Cercle Brugge, die dubbele strafschopfase. En het internet zou het internet niet zijn moesten er geen beelden van beschikbaar zijn. Merci, Eric.