Zigge zagge zigge zagge

foto (19)

Vijf jaar geleden pakte Berchem Sport de titel in vierde klasse B, op het veld van GR Katelijne. Samen met de bezoekende supporters klom ik, na het laatste fluitsignaal, over de reclameborden. Op het veld zag ik beren van venten in tranen, terwijl iedereen elkaar knuffelde. Onze aanvoerder Thierry Flies gaf in bloot bovenlijf een interview – kapiteinsband trots om de biceps.

Een speeldag voor het einde waren we zeker van de hoofdprijs, en dus werd het de week erop één groot feest op het Rooi. De zon stond hoog, waardoor het bier meer dan ooit goudgeel kleurde. Geen idee hoe die match eindigde trouwens, of tegen wie we speelden. Maar we waren kampioen, dus bestormden we ook ons veld. Daarop zakten we door in de feesttent, met Bollekes Koninck en een optreden van Luc Caals.

Het moet rond half negen geweest zijn dat ik me even afwendde van het feestgedruis. Kinderen speelden op de heilige grond, wijl de nacht langzaam won van de dag. Ik maakte een – al zeg ik het zelf – prachtige foto op de middellijn, die recht naar de hoofdtribune leidde. En hoewel die dag ronduit fantastisch was, voelde ik me eenzaam en alleen.

Vijf jaar geleden kwam ik net uit een relatie die me doodongelukkig had gemaakt. Had ik geen werk, noch de moed om me opnieuw ergens voor te smijten. Ik zag alles zwart en mede daardoor nam amper iemand nog contact op met me. Ik wist het even écht niet meer en kon alleen nog hopen dat het voorbij zou gaan. Want ze zeiden dat het dat doet.

Toen dat alles zo’n half jaar later nog altijd niets opgeschoten was, kon ik gelukkig terecht bij mijn ouders. Dankzij hen moest even niets meer. Hoefde ik geen toneel meer te spelen. Mocht ik me slecht voelen. Was ik weer even zestien – puber op zoek naar zichzelf. (Zijn we trouwens allemaal.)

Enkele maanden later ontmoette ik een jongedame uit het Katelijne waar Berchem kampioen werd. Werd ik halftijds stafmedewerker in een organisatie waar een van mijn beste vrienden mee de plak zwaaide. Ik verhuisde opnieuw naar Leuven, ging er tappen in mijn stamcafé, leerde weer nieuwe, fijne mensen kennen en bedacht dat het leven zo slecht nog niet was.

Leuven of niet, oep den Baar’choem bleef ik intussen trouw op post. Toegegeven: niet in alle weersomstandigheden, en zelden op verplaatsing. Maar ik bleef altijd live op de hoogte via de aanwezige fans, en ook al leek het soms he-le-maal nergens op: lief en leed bleven we delen. Wie er ook speelde, wie er ook op de bank zat: komaan Leeuweuh!

Vandaag, op 30 april 2017, werd Berchem Sport opnieuw kampioen, ditmaal in Tweede Amateurliga B. Op de slotspeeldag moest geel-zwart winnen en deed het dat ook met 4-1. De tribunes zaten afgeladen vol – een bestorming van het veld hoorde opnieuw bij het feestgedruis. Bij de spelershuldiging na afloop ontplofte de tent.
Net zoals toen, maar toch ook niet.

Een levensloop is geen vlakke lijn, en gelukkig maar. Mensen komen en gaan. Men beweert zelfs dat ge er elke vijf jaar een totaal andere sociale kring op nahoudt. Dat zou kunnen kloppen, op die paar uitzonderingen na die de regel bevestigen. Ik kus mijn pollekes dat ik ze heb, die vrienden voor het leven, die mij al jaar en dag verdragen zoals ik ben. Luid. Kritisch. Iets te zeker van mijn stuk. (Iémand moet het zijn.)

Er is, in vergelijking tot vijf jaar geleden, zo veel veranderd. Maar een ding is zeker: dat we over vijf jaar, op een zondagnamiddag, in geel en zwart in het Ludo Coeckstadion staan. Met of zonder titel.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

De 24-urenloop

6286217779_6f925b3f83_b.jpg

“Ik ga in uw plaats lopen!”

We stonden op de Grote Markt van Tienen, toen ik die gevleugelde woorden sprak. Mijn vriend Tom, sportverantwoordelijke bij Politika, rustte er op krukken. Hij had zijn kruisbanden gescheurd – er wachtte een lange revalidatie. Vond hij op zich niet erg, ware het niet dat hij toen al (in juli!) hartzeer voelde omdat hij de 24-urenloop niet zou kunnen meelopen.

Ondergetekende, in die periode niet echt in topconditie, besloot dat de kring niet mocht lijden onder zulk tragisch voorval. Ik beloofde Tom even veel toertjes te sprinten als hij in de vorige editie.

Ik slikte wel even toen ik hoorde dat hij er 35 had gelopen. Maar ik ben een man van mijn woord. Wie weinig beloftes maakt, hoeft er ook geen te breken.

Ik had ook een strijdplan: na het werk dook ik meteen mijn bed in, om er rond middernacht weer uit te sukkelen. Een heerlijke douche en powerontbijt later vertrok ik in jogging naar de piste – een rugzak gevuld met snelle suikers. Op mijn hoofd: een pandamuts, want ik was in die tijd overtuigd van het feit dat Tian Hao en consoorten een veel beter leven leiden dan lieden van het menselijk ras. Pas veel later kwam ik te weten dat die beesten om een of andere reden nooit seks hebben.

Die muts was echter niet zomaar een gadget. Het was een miezerige nacht, anno 2010. Ik droeg laagjes, en handschoenen. Maar ik begon vol goede moed, luid aangemoedigd door Tom en de hele Politika-crew. Per twee rondjes kreeg je bovendien een consumptie in de fakbar – 17 pintjes, als ik mijn doel haalde. Prima stimulans, ook al was die kroeg dé reden waarom ik niet in opperbeste conditie vertoefde.

Als u denkt dat het een luxe is om te lopen voor een ploeg die niet meedoet voor de knikkers: think again. Wij renden alsof ons leven er van afhing. In het donkerroos. De voorsprong/achterstand op de andere kringen werd constant in de gaten te houden. Onze nightcrew telde slechts 5 leden, maar we naaiden elkaar op. Ik kon niet tippen aan de tijden van Mullens, Degraeve, Cox en Eeraerts, maar ik was toen de zon opkwam wel rondje 20 al voorbij. Al ging het almaar trager.

José De Cauwer in gedachten bleef ik goed eten en drinken. Geen idee wat, maar het smaakte. En ik werd allesbehalve moe: bij de DJ-contest stond ik als enige te geven op de beats van Partyshakerz. Om daarna te merken dat er een nieuwe loopster was opgedaagd. Die jongedame wou voor haar les enkele rondjes komen lopen. Eeuwig R.E.S.P.E.C.T. Ook al geloofde ze niet dat ik al zo veel gelopen had, maar het stond zwart op wit.

Bij toerke nummer 24 kreeg ik krampen. Einde verhaal – ik excuseerde me meteen bij Tom. Maar een Politika-crewlid had zich inmiddels ontpopt tot de beste benenmasseuse ter wereld. Ze smeerde me in met geheime olie, tot ik niks (echt niks!) meer voelde van de pijn die me over forfait deed twijfelen. Ik geloof tot op de dag van vandaag dat deze jongedame over geheime krachten beschikt, want ze bewerkstelligde hetzelfde met collega Eeraerts. Die zei al na 15 rondjes dat het over en uit was met hem, maar zou op 30 eindigen.

Het werd ietsje drukker in ons klein, maar fijn tentje. Veel eerstejaars waren na het eerste college-uur van de dag massaal afgezakt naar de piste. (Moet een boeiende les geweest zijn.) Lopers moesten bijgevolg langer wachten om een sprintje te kunnen trekken. Het liefst zou ik gewoon doorgerend hebben, want ik genoot elke ronde meer van de beleving: de regen bleef uit, ik had geen schrik meer verloren te lopen en de panda werd zelfs hier en daar herkend. Ik vergat de pijn. Ik genoot. Waarom had ik dit nooit eerder gedaan?

Kort na de middag liep ik mijn 35ste rondje. Een van de mooiste vrouwen ter wereld liep de laatste meters mee. Ik werd gevierd als een koning.

Daar zijn geen foto’s of filmpjes van. U moet me voor een keer op mijn woord geloven.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Pendelpret tijdens de krokusvakantie

teniersplaats

“Ik weet alleen waar de Meir is”, zegt ze. En dan weet ik: het is vakantie.

De trein is wat leger, maar vooral: anders. Aan de ene kant rustiger, aan de andere kant bedrijviger. Minder studenten, meer scholieren. Ook in de aanbieding: drie oudere mannen die op daguitstap gaan, stellen dat 6 euro voor een ticket naar Antwerpen toch wel veel is en daarna geen seconde meer stilvallen, op een stemvolume vergelijkbaar met het mijne. Ze hebben de nief statie nog niet gezien. En die staat er pertang al efkes.

Drie stoelen naar achter, veel stiller: een dame met haar kleinkind. Gaan naar de Zoo. Dat zie je niet, en ik vraag dat ook niet – ik wéét dat. Net zoals ik er even vanuit ga dat die meisjes, die dit stuk mochten openen, niet verder gaan dat die ene winkelstraat.

Alléén de Meir. Dat is bijzonder weinig. Temeer omdat ge niet op de Meir arriveert: ge moet sowieso eerst over de De Keyserlei. (Ja, de De.) En zelfs over de Teniersplaats, via de Leysstraat. Dan pas de topstraat van Monopoly. Die begint aan het standbeeld Antoon Van Dyck. Wie? Ne schilder. Zoals David Teniers. Diens standbeeld staat op die plaats van daarjuist. Hebt ge niet gezien, waarschijnlijk, door die para’s en die pantserwagen.

Ik snap het wel. Eens op de Meir kunt ge wandelen. Als ge uw best doet, kunt ge een stuk of vijfentwintig keer een H&M binnenstappen. Ge kunt er uren over doen eer ge de Boerentoren nadert. Maar doe me een plezier: draai niet zomaar terug als de concentratie aan winkels verdunt. Velen keren om aan het hand. Da’s niet van de reus, trouwens. Die heeft Brabo vast. (Ik ga u niet zeggen wie dat was, da’s basiskennis.)

Loop een beetje verder. Niet meteen naar de Groenplaats – de Kompany zijn café is toch alweer toe. Ga eens naar rechts. Aan de United Brands, ja. Draai de Sint-Katelijnevest in – lang niet de mooiste straat, maar wel de poort naar de historische binnenstad.
Passeer eens op ’t Consienceplein. Daar leerde de schrijver zijn volk niet lezen, maar ziet hij nog altijd dat het er goed is. Straatmuzikanten daar kennen hun stiel. En kijk eens naar die kerk, de Carolus Borromeus. Die is van buitengewone schoonheid – chance dat de VRT ze niet helemaal heeft doen afbranden, 7 jaar geleden. Zoek dat ook maar eens op.

Van aan het Consienceplein is het een boogscheut richting Grote Markt. Daar staat Brabo – die gooit het hand van Antigoon, de reus van daarjuist, de Schelde in.
Bekijk het stadhuis in al zijn pracht. Dat is zomaar eventjes 451 jaar oud. (Ter vergelijking: de Zara bestaat nu 42 jaar.) En in de kelder heeft onze burgemeester een loopband staan. Straks zien we hem helemaal niet meer lopen.

Wandel eens naar ’t Steen, via de 7 Schaken. Daar is nog een Suske en Wiske over gemaakt. Vergeet het MAS, loop even op de Kaaien richting Zuid en zet u in café Beveren. Waar de jukebox speelt, of het imposante Decap-orgel. Dat laatste gaat zijn gang als ge 50 cent in dat bakske steekt, aan de deurstijl.

Van mijn part moogt ge daarna een pita’ke scoren in d’Oude Stad, of ne pizza gaan eten in Da Giovanni’s, allebei in de schaduw van de kathedraal. Daar waar La Esterella zo diep over zong. Akkoord, de tweede toren is nooit afgemaakt, maar die ene is van zulke buitengewone schoonheid dat we niets tekort komen.
Ik kan daar naar blijven kijken.

Is het omdat ik van Antwerpen ben? Geen idee. Maar moest ik alleen maar de Meir kennen, ik zou diep ongelukkig zijn.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Antwerpen, station

Hallo kroket

croquet

De kloterij die wij ons ouders hebben aangedaan. Daar kunnen we toch allemaal, zonder uitzondering, een boek over schrijven?

Ik bedacht het toen ik in mijn ouderlijk huis de kat zag rondsluipen. Ja, er is een nieuwe kat, een reïncarnatie van de vorige. Even ros, even schattig, even aaibaar. Hij is wel veel ondeugender. Ziet in elk gordijn een opportuniteit om het wereldrecord klimmen voor katers (bij de juniores) naar een hoger niveau te tillen.

Ik vertel hem niet dat zijn voorganger al na een maand op de absolute top van een boom in de tuin zat. Die tuin is voorlopig onontgonnen terrein. Ik hoor onze nieuwe in gedachten zeggen: “Zijde gij zot, ’t is veel te koud daar. Ga gij maar in diejen boom, ik blijf hier aan de kachel als ’t niet presseert.”

Onzen hof

Toen ik klein was, moest en zou er in onzen hof gespeeld en geravot worden. Zo klein als die was, zo groots zagen mijn broers en ik het. Als ware het een bos waarin we konden verdwalen. Uiteraard niet voor lang, want we moesten zeer binnenkort aan tafel. En misschien ook maar goed dat het geen bos was, met al die insecten.

We schopten keet als er iets aan de wasdraad hing, want dan konden we niet shotten. Ook al stonden er maar twee bomen – de goal – en was er aan de andere kant helemaal niets om naar te richten. Daar pasten we met bloempotten een mouw aan. Als die planten het niet overleefden, moest ons mama dat maar begrijpen. En dat deed ze, na enkele keren zuchten.

Ooit haalden we het in ons hoofd om ons gazon om te toveren tot croquetbaan. Kent u dat? Zo nee, ziehier. Volgens mij noemden we dat edele spel zelfs cricket, want we waren (en zijn nog steeds) een bende pipo’s. In ieder geval: ons mama en papa kochten houten clubs, stelden mee de ijzeren poortjes op waar de bal onderdoor moest en wij tikten de bal van het ene naar het andere eind van de tuin. Geen idee of er een reglement stak in de doos van het spel, maar het was een succes.

Wekenlang stond de baan speelklaar na schooltijd. De broer die altijd alles won, won negen op de tien keren – doet hij overigens nog altijd, in elk spel. Maar die ene keer was ik erop gebeten hem te verslaan. Ik meen zelfs dat ik de avond ervoor stiekem geoefend had, op mijn eentje.

Eens thuis, stormde ik de tuin in. Het volgende dat ik weet, is dat ik huilend weer naar binnen duikelde, ons mama opperste paniek bezorgend. Een van mijn broers rende achter mij aan, hinderpalen vermijdend.

Ik was in al mijn enthousiasme namelijk blijven haken in een poortje en wel zo dat ik met mijn smoelwerk op een ander poortje landde – pal op mijn tanden.
Met bebloede mond liet ik het water stromen.
Gelukkig maar melktanden.

Ik heb nooit meer croquet gespeeld, maar vertel het verhaal graag als iemand me vraagt “of ik soms op mijne kop gevallen ben??”.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Hop Timehop

Timehop, een kennisdatabank vol interessante weetjes van weleer.

Ik ben telkens weer met verstomming geslagen als ik ‘Timehop’/ ‘On this day’ / ‘Op deze dag’ raadpleeg.
“Is dat al zo lang geleden?”
Zo is het vandaag maar liefst acht (!) jaar geleden dat ik mijn eerste contract ooit tekende. Het was er eentje op interimbasis, het soort tijdelijk contract dat anderhalf jaar duurde. Time is a flat circle.

Het sollicitatiegesprek was niet meer dan een formaliteit. Ik werd warm aanbevolen door een vriend van me. Zo eentje die tot op de dag van vandaag meegaat, en waarvoor ik Timehop niet nodig heb om te weten dat ik hem intussen meer dan 15 jaar ken. Bijna de helft van mijn leven evolueer ik met dat kieken. Hij heeft intussen vier kinderen en nog amper haar, ik bén nog steeds een kind en masseer mijn weelderig kapsel wekelijks met ‘Petrole Hahn’. De groene.

Anyway, die eerste job. Webredacteur. De nieuwssite up to date houden door de telexen in de gaten te houden, artikels te plaatsen, er foto’s en goede titels bij te zoeken, links bij te zetten… The whole day long. Welkom in de journalistiek, jonge vriend – vergeet alles wat ge ooit op televisie gezien hebt, en zit stil achter uw computer.

Het eerste weekend mocht ik me wagen aan een eerste moordshift. Het bleek een experiment waarvoor ik het proefkonijn was. Werken van 8 tot 23u. Mocht van thuis uit, want dan waren lunch en avondeten iets makkelijker te fiksen dan op een lege redactievloer. Hoe dat met uitbetaling zat, ben ik vergeten, maar er was een manier om dat legaal te maken.

Ik heb die shift exact 2 zater- en 2 zondagen volgehouden. Na een noodkreet van de nieuwe kwam er iemand ’s ochtends bij, van 8 tot 12u. Ik deed dan voort van ’s middags tot ‘s nachts, wat minder moordend was, maar toch nog steeds slopend. Zeker rond de klok van tien was het pompen of verzuipen, want dan eindigden minstens drie matchen in de hoogste klasse van het voetbal.

Het was meer dan eens een heksenketel. Ons systeem liet niet toe dat je langer dan 8u verbonden bleef met het netwerk, en om te vermijden dat werk verloren zou gaan, herstartte ik mijn computer geregeld. Zo ook toen de Vlaamse regering de bouwvergunning voor Oosterweel goedkeurde. Live in het zeven uur-journaal. Een nieuws-sms ging de ronde (jaahaa, acht jaar geleden!), maar van onze redactie bleef het stil. Bewijs dan maar eens, tijdens een kwade telefoon, dat ge niet op uwe zetel aan het pitten waart.

Het moeilijkste toen, en dat klinkt misschien vreemd, was het sociaal isolement. Ik stopte het eerste weekend al met zaalvoetballen, of wat daarvoor moest doorgaan. Van mijn makkers, die ik jarenlang op zaterdagavond zag, heb ik zelden nog iemand gezien of gesproken. Want elk weekend moest ik werken, en ook al dacht ik zaterdagnacht nog ergens op te dagen na mijn shift, meestal moest ik alsnog afzeggen omdat ik tot lang na middernacht hier en daar wat aan het bijschaven was. The work never ends. Vraag me niet waarom ik al voor de derde keer in het Engels overschakel, it’s just something I like to do.

In het verlengde daarvan: ik deed die job graag. Je begint altijd onderaan de ladder, en later bleek het ook een tijdelijke fase die leidde tot mooie kansen. Tijdens het verslagen van de Olympische Spelen, in augustus, slaagde ik erin om de triomf van Tia Hellebaut te combineren met een stuk over de 4×100 meter bij zowel de mannen als de vrouwen. Toen wist ik: ik ben klaar voor een stap hogerop. En blijkbaar had mijn baas dat door, want vanaf september 2008 mocht ik op weekdagen op de redactie opdraven. In Hasselt, nota bene. Ik vertrok dagelijks om 7u, met de trein uit Leuven, naar het verre Limburg.

Het werd die winter, in de koudste nacht, -21 graden.
Die job deed ik iets minder graag.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Donkere winterdag

Telkens de avond valt, en dat is tot op heden onvermijdelijk, hangt er elektriciteit in de lucht. Hij haast zich, slalomt met zijn fiets door de menigte en haalt maar nipt het vertrekuur. Het is een groot raadsel: de trein die hij neemt, heeft nooit vertraging. Een van de vele vraagstukken des levens. In dezelfde categorie: waarom word je altijd wakker met een slecht liedje op de radio? Waarom ligt Matthew McConaughey zijn haar altijd goed, en het jouwe niet? En waarom regent het altijd als je fietst?

Hij besluit er niet over te peinzen. Uit het raam te kijken, schimmen in de duisternis te onderscheiden. Eens gearriveerd op de eindbestemming acht hij het een must om zijn muts op te zetten. Het is koud, vindt hij. Niet té, maar wel de temperatuur waarop er al damp uit je mond komt als je niet via je neus uitademt. Regenen doet het niet als hij op zijn fiets stapt. In de verte weerklinkt een beiaard.

Zijn vrienden zijn er al. Hij begroet ze, maar hult zich voorts in stilte. Vanavond staat er heel wat op het spel. Zelden zo gespannen toegeleefd naar een moment waar hij geen vat op heeft. Vorige keer vermeed hij de confrontatie, maar vluchten kan niet meer. Er zijn zelfs al klappen uitgedeeld. Hij besluit nog snel een ongezonde hap te consumeren, want de maag wil ook wat. Het hoofd zit al vol. Zal zij ook komen?

Anderhalf uur lang gieren de zenuwen hem door zijn keel. Zo’n avond waarvan je “vooral moet genieten”, hadden ze hem ingeprent. Quod non. Zelfs de pizza smaakt niet zoals gewoonlijk. Hij houdt het bij frisdrank, want zijn fantasie slaat nu al op hol. In zijn gedachten passeren alle doemscenario’s de revue, ook al is daar geen enkele reden toe. Het ziet er bijzonder goed uit. Toch kruipt hij in de hoek.

Ze komt binnen. Op tijd om een rollercoaster van emoties te beleven. Ze zal hem eveneens behoeden van geweld. Hij, zelden zenuwachtig, is onderdeel van een spel waarop hij geen vat heeft. Dat leidt tot frustratie – moest hij een nagelbijter zijn, zijn vingers lagen open.

Plots: een lach. Over de zoveelste nietszeggende commentaar betreffende de gebeurtenissen. Meteen daarop: gejuich.

Zijn lijf ondergaat een metamorfose. Als een uitgewrongen dweil sleept hij zich naar het einde toe. Niet langer in verticale, maar in horizontale positie. Er komen zelfs bubbels aan te pas.

Op 9 december kwalificeerde AA Gent zich voor de tweede ronde van de Champions League.

vdktruitje.png

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

♪ Wij leven op alcool ♪

alcohol

Eind januari nam ik een simpel besluit: ik zou een maandje zonder alcohol leven. Aanleiding was een alledaags gesprek waarin drank verheerlijkt werd. Nu heb ik graag (en veel) gezopen in mijn leven, maar ik heb ook gezien wat drank doet met een mens. Los van foute uitspraken en daaropvolgende beslissingen richt alcohol ook in ons land meer onheil aan dan we voor mogelijk houden. Sociaal aanvaarde harddrugs. “Maar ’t moet maar zo lekker niet zijn”, weet u wel.

Ik dronk dus een maand niet. Ik begon, ver weg van alle hypes, ruim voor de vastenperiode. Na de traditionele nieuwjaarsrecepties en voor mijn verjaardagsmaand leek me ideaal. Toch moest ik mijn hoofd laten zien op drie recepties. Soms golden enkel fruitsap en plat water als alternatieven voor bier, wijn en (jaahaa) gin tonics. Er was wel een keertje alcoholvrij bier, dat ik evenwel graag aan mij voorbij liet gaan. De man die dat dronk, meldde me dat hij al jaren vastte in februari. “Dat is de kortste maand.”

Geen alcohol drinken is niet moeilijk. Beetje lastig misschien, omdat je niet kan volgen: het tempo waarop je pinten verzet, is onmogelijk vol te houden op frisdrank. Ik slaagde er op een blauwe maandag wel bijna in de niet-alcoholische kaart leeg te drinken. Van cola naar Fanta, van Canada Dry naar tonic, van Sprite naar Gini. Helaas, mijn gestel protesteerde tegen het vele prik. Geheelonthouders: hoe doen jullie dat toch?

Een te veel aan boerkes laten is evenwel niet vergelijkbaar met wat te veel alcohol soms met de maag aanricht. Ik moest ook niet op mijn eten letten als ik op stap ging. ’s Avonds was ik bovendien zelden moe. Ik sliep goed, was ’s ochtends klaarwakker, viel drie kilo af. Ik miste drank zelden, en mijn smaakpapillen herleefden. Vers geperst fruitsap: is er iéts beter?

Los van de goednieuwsshow voelde ik me als een vegetariër bij de slager: er liggen wel groenteburgers in de toonbank, maar iedereen weet dat de winkel niet daarop draait. Het werd helemaal gênant als mijn gevolg de weg naar het dronkenschap insloeg. Graag ga ik mee in de zoveelste zatte discussie, waartijdens we een oplossing vinden voor wereldvrede en dat op een bierkaartje neerpennen, in hanenpoten die niemand de volgende ochtend nog kan lezen. Laat staan dat dat bierkaartje nog teruggevonden wordt. Ja, door ons mama misschien, als de was uit de trommel komt: “Er zat precies nog een papier in uw achterzak.”

Niet dat ik een groot licht ben, maar als ge nuchter zijt, denkt een mens vrij helder na. “Dat kan niet, want (argument 1) en (argument 2) en (argument 3).” Cafédebat dus voorbij, tenzij er nog eentje aandringt: “Ik vind toch dat…” . Maar eigenlijk is de kous af. Een beetje vergelijkbaar met het lange zoeken naar die ene film of voetballer. De smartass van de groep weet diens naam ook niet meer, maar zoekt hem snel op. Niets meer om over te peinzen. Bummer.

Een maand heb ik het volgehouden. Mijn voornaamste argument: in februari zijn de dagen kort, ga ik niet op vakantie en is het ook nog te koud voor terraskes. De afgelopen weken discussieerden we gelukkig weer over Tinder, hoe slecht het Belgisch voetbal wel is en het overmatige gebruik van “ik heb zoiets van”. (Ofwel hebt ge iets, ofwel hebt ge niets!)

Er zijn ook geen festivals in februari. Hoe ge het ook draait of keert: met een paar glazen op klinkt de muziek nog beter. Dit weekend gaan ze op Pukkelpop softdruggebruikers bestraffen. Maar geen nood: ge kunt u ondertussen wel helemaal lazarus zuipen. En dan heb ik zoiets van…

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder festival

Rauw, hees, teder

Thé Lau

Thé Lau is niet meer. De Nederlandse artiest stierf aan de gevolgen van een slepende ziekte. De zanger van The Scene werd 62.

Deze drie zinnen, of toch deze boodschap, hoorde of las u vandaag ergens. Ze waren onoverkomelijk: Thé Lau was terminaal. Toen hij afscheid nam van het publiek, met een laatste tour van zijn groep The Scene, stond ik ergens vooraan. Te vergaan van emoties. Het verslag dat ik toen voor mezelf neerpende, wil ik ter nagedachtenis graag met u delen.

Ik zinder nog na van een concert dat met niets te vergelijken was. Het was niet het beste aller tijden. De groep die ik zag, was niet wereldberoemd. Er is geen geschiedenis geschreven. En toch. Ik heb gejankt als een klein kind, en nog nooit zo veel kippenvel gevoeld. We schrijven 14 juni 2014. The Scene in een bomvolle Lotto Arena. De groep bestaat 35 jaar, maar dat is niet de reden van deze tournee.

Frontman Thé Lau gaat sterven. Nu goed, dat zullen we tenslotte allemaal, maar op het lijf van de God van Nederland plakten dokters een label: ‘tenminste houdbaar tot december 2014’. Keelkanker. Uitgezaaid. Uitbehandeld. De man, met een stem als schuurpapier, was nochtans een aantal keer (bewust) gestopt met roken. Maar blijkbaar maakte het niet meer uit. 61 toen hij het hoorde, 62 als hij zal gaan. 63 halen: ondenkbaar.

Niemand is gekomen voor het voorprogramma. Neeka probeert, maar het valt op hoe het publiek niet weet hoe ze vanavond met vrolijke deuntjes moet omgaan. Eigenlijk is het niet te vatten. Straks gaan we ‘Blauw’ meekwelen, zoals op Nekka-nacht en pakweg Suikerrock. Zo’n lied spelen ze toch niet op een begrafenis? ‘Rigoreus’, ja. ‘Open’. Maar ‘Iedereen is van de wereld’?! Werd er gelachen op het laatste avondmaal? Waarschijnlijk wel: niemand wist toen dat Judas de judas was.

The Scene begint net als ik een derde pint aan mijn lippen zet. Gaat er meteen hard tegenaan. Uit zijn laatste album, ‘Platina blues’, het nummer ‘De dood’. “De dood maakt jacht op mij.” / “De dood wil mijn vleugels afknippen.”/ “Mijn dromen zijn verboden voor de dood.” Mijn vel wordt kiekenvlees. Dat aanhoudt tijdens een eerste luid, en lang, applaus.

Na 4 nummers is het al aan ‘Blauw’. De Lotto Arena zingt. Thé vindt het jammer dat de concertzaal, nochtans niet bekend om haar prima akoestiek, niet bestond in zijn hoogdagen. Raar, want vandaag ìs een hoogdag. De band speelt strak, het tempo ligt hoog. Alleen al het idee dat de zanger het vonnis kreeg en besloot: we gooien er een aantal afscheidsconcerten tegenaan… De fans zijn dankbaar om die kans. Nog een pintje? Graag.

‘Rivier’ en ‘Kleine stille strijd’ passeren. Het is bijna niet te geloven hoe diep de teksten van Thé Lau gaan. En dan moet ‘Zing voor me’ nog komen. Staat de grote Lange Frans daar ineens. Een nummer uit 2010, dat bij onze noorderburen uit het niets naar nummer één plofte. Frans rapt, Thé Lau verzorgt het refrein. Lacht om de zin “Zing desnoods iets in het Frans”, maar vervolgt dan: “Het leven gaat zo snel voorbij, dus zing en ik vergeet de tijd. Je muziek, die maakt me vrij. Zing een liedje voor me…”

De tranen komen. Ze rollen over mijn wangen. Ze zijn niet te stoppen. En ik wil ze niet wegvegen: ik wil ze voelen, wijl mijn zicht vertroebelt. Rauw en teder, wijl Thé hees zingt. Ik kijk opzij, en zelfs de stoerste kerel weet niet wat ons hier vanavond overkomt. Alles is melancholie.

Bij ‘Iedereen is van de wereld’ zingen we. Niet omdat het kan, maar omdat het moét. Met een simpel handgebaar krijgt Thé de zaal muisstil. Tussenstuk. Parlando: “In het donker kan ik jou niet zien, maar deze is van ons aan jou…” Hij heft zijn hand op en zet in: “En ik…” Waarop wij allen gedecideerd, als ware het uit één keel, luider dan ooit:

HEF
HET GLAS
OP JOUW GEZONDHEID

WANT JIJ STAAT NIET ALLEEN.

Minutenlang houdt het refrein aan. Van ons, voor hem. Allemaal van de wereld.

Klotekanker.

Vaarwel, Thé.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Buffalo Buffalo AA HENT

bron-kampioen-2014-2015-website

Het is 1990. Na een eerste kennismaking met het voetbal, op de Mundiale (pintje hale?), nestelt de microbe zich voorgoed in mijn bloed. Ik ben van Berchem, en zal daar tot 2005 blijven, maar een Antwerpse ploeg kan me niet boeien. Ik verlies mijn hart aan de Buffalo’s. Erwin Vandenbergh (die was nog Rode Duivel geweest!) en Eric Viscaal scoren alsof het een lieve lust is. Gent komt uit tweede klasse, maar strijdt mee voor de titel. Eindigt dat jaar derde. Speelt het jaar daarop kwartfinale van de UEFA-beker.

viscaalViscaal. Een Nederlander, die elke match zo’n honderd keer zijn tegenstander uitkapt met zijn rechtervoet. Hij krult vrijschoppen binnen. Het grote Ajax wou hem in die periode, het Ajax van Van Gaal, maar Viscaal bleef. Bang voor de concurrentie, of blij om een held te zijn in de Arteveldestad? Dat laatste is hij sinds jaar en dag. De spits wordt een legende als hij, na een rode kaart voor de keeper en geen wissels meer, in de slotfase een penalty pakt. En even nadien, aan de overkant, een strafschop scoort. Geen idee welke match. Geen idee of ze daardoor wonnen of gelijkspeelden. Beelden op mijn netvlies gebrand.

Tony Herreman

Gent vocht even in de subtop. Stuntte slechts héél af te toe. De jaren daarop, met wijlen Lei Clijsters aan het roer, konden de Buffalo’s degradatie maar nipt vermijden. Merci, Suad Katana, Nordin Jbari, Frank Dauwen en Zsolt Petry. Het waren jullie, in die lelijke groene truitjes, die dat mogelijk maakten. Op het speelplein was ik intussen Tony Herreman – Viscaal was vertrokken naar Zürich, in plaats van naar Amsterdam.

Ik had successupporter kunnen zijn, en was dat ook even. Ik gunde het Lierse, en supporterde in 1997 voor Lier toen geel-zwart op het einde van hun successeizoen tegen Gent speelde. Ik was aan de radio gekluisterd toen AA Gent uit een verloren situatie terugkwam. Na de 2-4 werd het nog 4-4. Ik vloekte: Club Brugge zou alsnog kampioen worden, ten koste van het sympathieke Lierse. Maar toen lukten de Pallieters alsnog de 4-5, in de toegevoegde tijd. Ik betrapte me erop dat ik opgelucht was.
Tot ik de beelden bekeek.
Die avond zag ik op ‘Goal’ het team dat ik altijd had toegejuicht. Dat in eigen huis streed voor wat het waard was. Hoe ze bij de 4-4 een vleesberg vormden. De eerste in het klassement, bedwongen! Ik denk zelfs dat Herreman die vierde had gemaakt. Waarop alsnog een koude douche volgde. Een own goal dan nog. De kopjes van mijn helden hingen. Ik voelde me vies en zwoer Gent nooit nog te verraden. Zelfs niet als het tegen Berchem Sport zou spelen.

Schulden

Achter de schermen woedde intussen een strijd tegen de schulden. Het faillissement op een of andere manier vermeden, maar jaar en dag afbetalen. Een goede speler? Meestal een afdankertje van Club of Anderlecht. Zo snel mogelijk verkopen na een goed seizoen. Dat er kwam onder Trond Sollied en zijn vreemdelingenlegioen. hossamOle Martin Aarst trapte er 30 binnen en verrichte wonderen voor mijn Megascore-ploeg. In die mooie jaren ging ik voor het eerst ook kijken naar Gent. Zag ik een piepjonge Hossam (later: Mido) de winning goal binnenknikken tegen Anderlecht, op voorzet van de kleine Brocard. Nooit zo hoog gesprongen, of het moet zijn toen Origi de 1-0 maakte tegen Rusland.

Ik ging als ik kon naar Gent, maar zonder rijbewijs (en Fancard) was dat geen sinecure. Dure hobby ook, en geen Antwerpenaar zo zot om naar een middenmoter te gaan kijken in Gént. Mijn broer kreeg ik mee naar de zomerse Intertoto-matchen, ja. Valencia. Grasshoppers Zürich. Paris Saint Germain. Aalborg. Heel af en toe gingen we eens kijken in de competitie: ik herinner me toppers *kuch* tegen GBA en Beveren (een 40-jarige Bodart in de goal!) en een zeer beladen wedstrijd tegen Standard (Mpenza die een deur instampt, stoeltjes op het veld).

Zelden wonnen ze. Toch droeg ik trots het prachtige blauwe truitje van VDK, ook in elke vriendenmatch die ik speelde. Intussen zag ik de Fransen van Rémy werkelijk alle open kansen missen (LEMPEREUR!!!). Daarna: geknoei onder Jan Olde f*cking Riekerink. Ik leerde evenwel ’t Vliegerke zingen, een G als een H uit te spreken en alle scheldwoorden die de spionkop riep (roept?) naar de bezoekende keeper, als hij uittrapt.

Om met mezelf in het reine te komen, trok ik op een koude winteravond naar Lier, om me te nestelen bij de bezoekers. In het begin van de avond kende ik niemand, bij de 1-2 van Verschuere knuffelde ik alle onbekenden in het vak. Ik was een Buffalo.

Successen

Voor iets wat leek op een triomf was het wachten op, godbetert, Georges Leekens, die Bryan Ruiz wel op de bank liet, maar Mbark Boussoufa zag uitgroeien tot Gouden Schoen. Twee fans van Club Brugge drongen in die tijd aan om de match te gaan kijken die later zou beslissen over het ontslag van Jan Ceulemans. 4-1, drie goals van Boussoufa, Birger Maertens en Philippe Clement als kermismolens van dienst.

Die successen gooi ik zomaar uit mijn mouw, en eigenlijk is dat gemakkelijk, want als fan van AA Gent waren er in de afgelopen 25 jaar amper gedenkwaardige momenten. Meer zelfs: als supporter wist je dat het waarschijnlijk nooit iets zou worden.
Gingen we Europa in, dan verloren we in eigen huis met 0-6 tegen Ajax, of 7-1 op Roma. En doe me niet over Videoton beginnen.
Speelden we een prima heenmatch in de Intertoto (0-0), gingen we 7-1 verliezen op PSG.
Haalden we de kwartfinale in de beker van België en maakte Foley (held!) dan de 1-2, in het begin van de tweede helft, dan sprak ik de gevleugelde woorden: “Ze gaan nog verliezen.” En werd het nog 4-2. Akkoord, Gent won enkele jaren geleden een beker, maar ze verloren er in 2008 ook eentje die bijna binnen was, tegen Anderlecht. Opnieuw 1-2 voor, maar goals van Boussoufa en Gillet keerden het tij. (Extra pijnlijk, want allebei Buffalo’s.)

Er was het succesjaar onder Preud’homme. Tweede in de competitie, 6-2 tegen Club: ongezien, en door ondergetekende ook… niet gezien. Daarom heb ik vanavond ook niet gekeken. Ik had tickets voor een comedy show van Freddy De Vadder en lachte smakelijk met moppen als: “Claus? Het beste dat die geschreven heeft, zijn die euthanasiepapieren!” Mijn gezelschap, een Anderlechtsupporter, porde mij toen hij op de app van Teletekst zag dat het 1-0 was. Porde mij nogmaals bij de 2-0. Wenste me proficiat.

En ik dacht aan Eric Viscaal. ’t Was tegen Cercle Brugge, die dubbele strafschopfase. En het internet zou het internet niet zijn moesten er geen beelden van beschikbaar zijn. Merci, Eric.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder nostalgie, voetbal

Een spel van Wellens of nietes

Bart Wellens

Bart Wellens stopt.
Mijn held was moe.
De laatste jaren geen platte prijs, erger nog: geen schijn van een kans. Alleen nog die massa die hem vooruit joeg, hield hem op de been – of beter: in het zadel.

Wie de voorbije 10 jaar een veldrit bijwoonde, kon twee renners horen komen: Nys en Wellens. De laatste jaren viel dat des te meer op, daar ze zo ver uit elkaar reden. Afgelopen jaar reed Wellens welgeteld één keer voor Nys, toen laatstgenoemde gevallen was in de beginfase. Ik tweette: “De wereld is in evenwicht.” Een halve ronde later zat de kannibaal in de kopgroep, Wellens finishte als achtste op ruim 2 minuten. Nota bene: een van zijn beste uitslagen dit seizoen.

Bart Wellens was alles waar Vlaanderen van houdt. De eenvoudige underdog, bescheiden en volks. Niet het grootste talent van zijn generatie, maar toch was er een periode waarin alles lukte. Op een wolk koerste hij in 2003/2004 van zege naar zege, met achter zich een sputterende Nys en een De Clercq/Groenendaal op retour. Vervecken kwam nog het dichtste, maar was een ploegmaat.

Net dat geuzenjaar vereeuwigde VT4. Op een vergadering in Nossegem gooide een manager de woordspeling Wellens en Wee op tafel. Een betere naam dan ‘Het leven zoals het is: Bart Wellens’, maar daarmee is alles gezegd. Twee seizoenen reality tv, in schril contrast met pakweg De Pfaffs. We zagen Bartje de losbol, die graag een feestje bouwt na een overwinning. Moest YouTube toen bestaan hebben, waren zo goed als alle scènes viraal gegaan.

Zijn populariteit klom naar ongeziene hoogten, terwijl Michel Wuyts intussen bewonderend stelde dat “Sven Nys de smaak van bier niet kende”. Blijkbaar loonde dat: Nys keerde terug, sterker dan ooit. Epische duels werden uitgevochten. Wellens en Nys verdeelden de veldritfans in twee kampen, alsof het een voetbalmatch betrof. Er werd met bier gegooid. Een karatetrap aan een van de fans volgde. Een mens vroeg zich daarop af of Wellens wel voor de juiste carrière gekozen had, want dat gestrekt been was van esthetische superioriteit.

Wellens reed altijd voor wat hij waard was. Won veel, maar het palmares van Wellens kent 1 wereldtitel te weinig. In 2007 was hij de beste man in koers, maar een motorrijder veroorzaakte in de eerste ronde een val, waarop hij samen met Nys op het asfalt dook. Nys keerde niet meer terug, Wellens reed met een gebroken pols nog naar de vierde plaats, op een zucht van het podium.

Daarna ging het alleen maar bergaf. Het leven is geen Hollywoodfilm: er was geen miraculeuze comeback, ook niet nadat hij begin 2011 (even) weer leek mee te dingen naar de prijzen. Hij had een nieuwe masseur, de 79-jarige Beire, die wonderen verrichte met zijn geteisterde rug.
Een zware griepaanval in de nacht voor het Belgisch Kampioenschap veranderde alles. Insinuaties rond dopinggebruik wijl hij nog tussen leven en dood zweefde.
Tranen en stilte.
Gebroken, doch strijdvaardig klom hij weer op de fiets. Maar hij was nooit meer de oude. En, moet gezegd: dat was hij toen ook al niet meer.

In mijn dromen won Bart Wellens afgelopen seizoen nog 1 koers. Scenario: in de eerste ronde hangt hij aan de staart van de kopgroep met daarin Van Aert, van der Poel, Nys, Vantornout, Pauwels. Wellens gaat op het asfalt naar de kop, en eenmaal in het veld valt Vantornhout (in derde positie). Pauwels en de twee youngsters worden daardoor opgehouden, alleen Nys volgt. De ouwe rakkers maken er een koppeltijdrit van. Van Aert rijdt lek op ruime afstand van de materiaalpost, van der Poel valt. Twee keer zelfs. Net als Vantornout. Of nee, neem dat die nog drie keer valt. (Het moet realistisch blijven.) Pauwels besluit niet door te jassen: hij bestendigt zijn plek in het klassement.
Aan de meet wint Wellens in de spurt van Nys. In een huiskamer in Antwerpen bellen buren ongerust naar mijn moeder, want ze nemen zowel een aardbeving als een sirene waar. Mijn vader wordt intussen doodgeknuffeld.

Ik werd wakker met een glimlach van oor tot oor. Maar, zoals gezegd: het leven is geen Hollywoodfilm.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder nostalgie